Hematologie

Letterlijk de studie van het bloed. Tijdens een routine hematologisch onderzoek worden de rode bloedcellen (RBC) en witte bloedcellen (WBC) geteld evenals het aantal bloedplaatjes. De WBC worden onderverdeeld in subtypes en hun onderlinge verhoudingen bepaald. Ook de concentratie van het belangrijkste rode bloedceleiwit hemoglobine dat instaat voor het zuurstoftransport wordt gemeten evenals de verhouding RBC tov het ganse bloedvolume. De machinale (flowcytometrie) beoordeling wordt eventueel aangevuld en gecorrigeerd aan de hand van een microscopische evaluatie door een labtechnicus en/of patholoog-dierenarts.

Uit deze metingen en microscopische bevindingen kunnen ziektetoestanden zoals bloedarmoede, dehydratatie, ontsteking, infectie, bloedingsneiging , bloedkankers (leukemie) en bepaalde bloedparasieten opgespoord worden. Het onderzoek vormt naast routine biochemie de basis van elk klinisch bloedonderzoek zowel tijdens diagnose als verdere opvolging van een ingestelde behandeling.

Meer specifieke testen zoals bloedgroepbepaling bij hond en kat, transfusiecompabiliteit en het opsporen van antistoffen die lichaamseigen bloedcellen afbreken behoren tot het testpakket van deze afdeling.

Ook reptielen-, vogel- en vissenbloed kan onderzocht worden. Gezien het vaak beperkt beschikbare staalvolume en de aanwezigheid van een celkern in de RBC dient dit evenwel manueel te gebeuren.

Stolling

Bloed dat buiten de bloedvaten treedt hoort te stollen met vorming van een prop die het defect in de bloedvatwand afdicht. Zowel een te snelle als een uitgestelde bloedstolling kan ernstige gevolgen hebben. Het onderzoek wordt bij gezelschapsdieren vooral gevoerd in het kader van een accidentele of opzettelijke vergiftiging met rattengif, maar ook leveraandoeningen, aangeboren erfelijke defecten, ernstige infecties, ontstekingen, immuunreacties en situaties die leiden tot shock kunnen de bloedstolling verstoren.

In het labo wordt een staaltje vooraf onstolbaar gemaakt bloed opnieuw stolbaar gemaakt en opgemeten hoelang het duurt eer stolling wordt waargenomen. Detectie van een verhoogde aanwezigheid van stolselafbraakproducten (D-dimeren) evenals een globale stollingsfunctietest die de stollingssnelheid en de kwaliteit van het gevormde stolsel opmeet (thromboelastografie) behoren tot de mogelijkheden.

Biochemie

Dit is de afdeling met het grootste testaanbod en is ook het meest geautomatiseerd via diverse apparaten en analysetechnieken. De bepalingen gebeuren op enkele uitzonderingen na op serum, de vloeistoffractie die na stolling van het bloed overblijft en na centrifugatie bovenaan staat. Routine biochemie vormt naast routine hematologie de basis van elk klinisch bloedonderzoek waarbij de functie van vitale organen, de metabole toestand en zouthuishouding worden geëvalueerd.

Hier worden ionen, enzymes, substraten, eiwitten, hormonen en vitamineconcentraties bepaald en kan het functioneren van talrijke organen nagegaan worden waaronder nieren, lever, darm, pancreas, hart, geslachtsorganen, schildklier, bijnieren om de voornaamste te noemen.

Spectrofotometrie, colorometrie, fluorometrie, ion-selectieve electroden, elektrochemiluminescentie, elektroforese en HPLC zijn enkele van de vele analysetechnieken die op deze afdeling worden aangewend.

Infectieuze serologie

Aanwezigheid van antistoffen in het bloed gericht tegen een ziekteverwekker (virus, bacterie, schimmel, parasiet) bewijst dat er contact mee geweest is. Voor sommige ziekteverwekkers betekent dit ook automatisch infectie. Bij anderen kan dit enkel wijzen op een oud contact waarbij de ziektekiem ondertussen werd geëlimineerd zijn. Ook vaccinatie lokt een antistofreactie uit die niet altijd te onderscheiden is van een echte infectie.

De mate (titer) waarin antistoffen aanwezig zijn evenals het verloop ervan in de tijd kunnen gebruikt worden om een oud contact, vaccinatie en actieve infectie van elkaar te onderscheiden. Tot slot kan in kaart gebracht worden tegenover welk specifiek onderdeel (antigen) van een ziektekiem antistoffen aanwezig zijn wat opnieuw informatie levert over vaccinatie vs. infectie en het stadium waarin het infectieproces zich bevindt.

In dit deel van het labo worden analysetechnieken zoals enzyme-linked immunosorbent assay (ELISA of EIA), immunochromatografie (IC), elektrochemiluminescentie (ECLIA), immunofluorescentie (IFAT) en Western Blot aangewend. Voor alle systemen komt het erop neer dat antigen in contact wordt gebracht met het patientserum waarbij de aanwezige antistof gebonden geraakt en vervolgens het antigen-antistof complex zichtbaar wordt gemaakt hetzij voor een elektronische detector hetzij voor het blote oog.

Infectieuze PCR

Bepaalde bacteriën die moeilijk in kultuur te brengen zijn, maar ook gisten, schimmels, parasieten en vooral virussen kunnen opgespoord worden door een stukje van hun genetisch materiaal (DNA of RNA) op te sporen. Deze analysetechniek levert beduidend sneller resultaat tov klassieke kweekmethodes die dagen tot weken in beslag kunnen nemen. Bij Zoolyx is het resultaat van de meeste infectieuze PCR-analyses bekend tijdens weekdagen de dag na aankomst in het labo.

Het is wel belangrijk om het best geschikte staal aan te bieden. Een ziektekiem is tijdens een infectie niet om het even wanneer om het even waar terug te vinden in het lichaam. Afhankelijk van de ziektekiem en het stadium van de infectie is het beter om bloed, urine, mest, gewrichtsvocht, een stukje weefsel,… af te nemen.

Deze afdeling werkt met de real-time PCR-techniek. Na een DNA/RNA extractiestap wordt een stukje DNA/RNA uniek voor de op te sporen ziektekiem gekopieerd. Door het inbouwen van signaalmoleculen wordt bij een succesvolle kopie een signaal gegenereerd dat opgepikt wordt door een detector. Daarna wordt opnieuw een cyclus gestart waarbij kopieën van kopieën worden gemaakt. Deze zelfversterkende “amplificatie”reactie leidt tot een steeds sterker wordend signaal dat bij aanwezigheid van de gezochte ziektekiem in het monster beduidend sterker zal zijn dan bij afwezigheid en ook minder cycli zal benodigen naarmate er meer ziektekiemen aanwezig zijn.

Therapeutische drugmonitoring

TDM is het bepalen van de concentratie van een geneesmiddel in het bloed. Sommige geneesmiddelen hebben een nauwe therapeutische marge (dosisverschil tussen effectiviteit en toxiciteit) waarbij het belangrijk is om niet te lang of te sterk gedoseerd maar ook niet te kort of te laag gedoseerd te behandeling.

In de diergeneeskunde is de toepassing ervan eerder beperkt. Vooral bepaling van fenobarbital en kaliumbromide tijdens de behandeling van epilepte honden is courant.

Microbiologie

In zekere zin zou men infectieuze serologie en PCR ook tot deze discipline kunnen rekenen maar in het labo is deze afdeling vooral geconcentreerd rond het opkweken en identificeren van bacteriën, schimmels en gisten uit diverse monstertypes: urine, mest, spoelingen, bloed, swabs uit lichaamsopeningen, wondes en letsels, weefsels, etc.

Eenmaal geïdentificeerd kan besloten worden tot het aanleggen van een antibiogram, een gevoeligheidstest van de bacteriekultuur tegenover diverse antibiotica rekening houdend met de diersoort en te behandelen weefsel/orgaan. Het resistentiepatroon aangevuld met de minimumconcentratie waarbij de kiem niet meer groeit (MIC) helpt in de keuze van het meest geschikte therapeuticum.

Het kweken van virussen is tijdrovend, gespecialiseerd en in de klinische routinediagnostiek volledig vervangen door infectieuze PCR.

Parasieten daarentegen worden routinematig geïsoleerd en geïdentificeerd uit mest. Voor sommige diersoorten zoals paarden en herkauwers en gevogelte is eerder het aantal larven/eieren per gram mest van belang in de beslissing om een behandeling op te starten of (nog) niet.

Histologie

Voor een histologisch onderzoek wordt een stukje weefsel na fixatie in parafinne ingebed en vervolgens in flinterdunne schijfjes gesneden. De coupes worden gekleurd en tenslotte microscopisch beoordeeld door de anatoompatholoog. Niet alleen celeigenschappen worden genoteerd maar ook hun onderling verband

Het aangeboden monster gaat van een klein stukje huid of orgaan (punchbiopt, corebiopt of naadbiopt) tot een gedeeltelijk of geheel orgaan, tumor of zelfs lidmaat. Uit een groot monster worden de meeste relevante zones gekozen waaruit kleiner stukjes worden gesneden. Beenderige weefsel moeten eerst ontkalkt worden wat vele dagen in beslag kan nemen.

De voornaamste redenen voor een histologisch onderzoek zijn het achterhalen van een onderliggende oorzaak van een waargenomen letsel (infectieus, inflammatoir, immunologisch, hormonaal, tumoraal) en, in geval van tumoren, de nadere typering en de eventueel eraan verbonden prognose en therapeutische mogelijkheden. Door het inspecteren van de snijraden van een chirurgisch verwijderde tumor kan nagegaan worden of het gezwel volledig werd weggenomen.

Cytologie

Tijdens een cytologisch onderzoek wordt een uitstrijkje van een aangeprikt vocht of aspiraat na fixatie gekleurd en microscopisch beoordeeld door een anatoompatholoog. Het verband tussen de cellen en weefselarchitectuur is hiermee niet te achterhalen maar door typering van de aanwezige cellen kan vaak wel een uitspraak gedaan worden over ontsteking, type ontsteking, aanwezigheid van bepaalde ziektekiemen en tumorale ontaarding.

Elk vocht dat aangeprikt kan worden (gewrichtsvocht, borst- of buikvocht, urine, hersenvocht, cystevocht, bloed…) leent zich tot cytologisch onderzoek, net als zwellingen van zachte weefsels (huidgezwelletjes, opgezette lymfeklieren en andere zachte onderhuidse zwellingen). Ook organen zoals lever, milt en nieren kunnen mits echografische begeleiding aangeprikt worden. Harde zwellingen daarentegen zijn minder aangewezen daar de celopbrengst vaak laag tot onbestaande is.

Door de relatieve eenvoud van zowel staalname als technische voorbereiding wordt het soms gezien als een eerste diagnostische stap vooraleer over te gaan tot bioptie en histologisch onderzoek maar vervangt het geenszins.

Autopsie

Bij een lijkschouwing wordt getracht de doodsoorzaak van een dier te achterhalen. Zowel kwaad opzet, aankoop- en verzekeringskwestie, therapeutisch falen, als wetenschappelijke interesse zijn goede redenen om over te gaan tot autopsie. Om een productie-, prestatie- of kweekprobleem te onderzoeken kan eveneens overgegaan worden tot het opgeven van één of enkele exemplaren.

Autopsieën worden uitgevoerd onder supervisie van een anatoompatholoog. Naast een beschrijving van afwijkingen aangetroffen tijdens sectie worden stalen genomen en bewaard voor verder histologisch, microbiologisch, PCR of toxicologisch onderzoek. Deze aanvullende onderzoeken worden pas opgestart na overleg met de inzender.

Het gebruik van deze dienst is verbonden aan bepaalde voorwaarden die u hier kan terugvinden (voorwaarden autopsie). Kadavers worden onder geen enkel beding teruggebracht. Wel kan een erkend crematorium naar vrije keuze het dier komen ophalen. Esthetisch autopsie is mogelijk mits meerprijs.

Toxicologie

Opsporen van gifstoffen is mogelijk maar is als open vraag onbegonnen werk en bovendien onbetaalbaar. Het klinische beeld en ziekteverloop, een algemeen bloedonderzoek, autopsiebevindingen en een eventueel plaats- en buurtbezoek moeten leiden tot een shortlist die vervolgens opgespoord kunnen worden mits de gepaste stalen voor handen zijn. Bij een spectaculaire en plotse sterfte wordt dikwijls gedacht aan intoxicatie maar vaak blijkt een heel andere oorzaak. Autopsie is in acute sterfgevallen steeds aangewezen.

Opzettelijke of accidentele vergiftiging met insecticiden, rodenticiden, strychnine en antivries zijn het meest voorkomend bij hond en kat en zijn relatief makkelijk naspeurbaar. Zware metalen zoals lood kunnen zowel acute als chronische vergiftigingen veroorzaken.
Plantgiften, paddestoel- en schimmeltoxines, bacteriële toxines en complexe organische verbindingen zijn veel minder evident en worden zelden direct aangetoond maar eerder verondersteld op basis van het ganse verhaal en onrechtstreekse aanwijzingen.

Toxicologisch onderzoek kan ook een heel andere insteek hebben: doping, in het kader van aankoop of wedstrijdcontrole. De meeste “drugs” zowel in de farmaceutische als in de illegale zin (NSAID’s, corticosteroïden, lokale anaesthetica, sedatieven, tranquilizers, clenbuterol, furosemide, anabolica, amfetamines, barbituraten, cocaïne, opiaten, cannabinoïden, methadone,…) kunnen teruggevonden worden in bloed en/of urine.

De analysetechnieken (GC, MS, HPLC, ICP,..) die hiervoor ingezet worden zijn zeer complex en specialistisch. Zoolyx heeft een uitgebreid netwerk partner labs in binnen- en buitenland die aan deze analytische vraag een antwoord kunnen bieden. Contacteer ons.

Genetica

Via analyse van DNA kunnen mutaties opgespoord worden die erfelijke ziekten veroorzaken. Ook de wijze waarop bepaalde kenmerken zoals vachtkleuren worden overgeërfd kunnen in kaart gebracht worden. Een derde toepassingsgebied is identificatie en afstamming.

Zoolyx biedt voor honden, katten en paarden een zeer uitgebreid genetisch analysemenu aan hetzij als afzonderlijke test hetzij in pakketvorm (CombiBreed® en CombiGen®). Raadpleeg wikilab en ontdek alles over het genetisch testaanbod. Wij helpen u graag met de juiste testkeuze.

De analysetechnieken zijn allen gebaseerd op PCR en DNA-hybridisatie. Technisch evolueren ze echter zeer snel zowel wat betreft analysesnelheid, capaciteit als nauwkeurigheid. Ook wetenschappelijk is er een continue stroom aan nieuwe  relaties tussen een eigenschap of ziekte en de genetische basis ervan. Regelmatig worden testen toegevoegd en de pakketten up-to-date gebracht.

Zoolyx is samen met VHL Genetics preferentiële partner van de Koninklijke Maatschappij Sint-Hubertus voor stamboomanalyse en genetische gezondheid van stamboekhonden.

kmsh - srsh combibreed combigen

Als diergeneeskundig laboratorium kan Zoolyx zo goed als alle analyses verrichten,
van routinemetingen tot zeer gespecialiseerde diagnoses.