Theoretisch heeft na 40 cycli 1 stukje genetische code origineel aanwezig bij de start van de analyse 240 of ongeveer duizend miljard (1.099.511.627.776 om precies te zijn) kopietjes opgeleverd.

In onderstaande grafiek kan je de cyclus (Ct) aflezen waarbij er aanvankelijk 1, 10, 100, 1.000, 10.000, 100.000 en 1.000.000 partikels in het startmengsel aanwezig waren, en dit wanneer we de drempel bij 1012 kopieën (rood) of bij 109 kopieën (oranje) leggen.

Let wel, niet de volledige patiënt wordt geanalyseerd, maar slechts een staal dat goed genomen en naar behoren getransporteerd en bewaard moet zijn geweest in afwachting van analyse. 

Ook niet het volledige staal wordt geanalyseerd, maar slechts een fractie. Uit deze fractie wordt het genetisch materiaal in zijn totaliteit geëxtraheerd. Deze voorbehandeling is niet 100% efficiënt, een deel gaat altijd verloren. 

Tot slot wordt van het geëxtraheerde genetisch materiaal slechts een fractie gebruikt om aan de reagentia toegevoegd te worden (de master mix) en de reactie te starten.

De grafiek gaat uit van een 100% reactie-efficiëntie, elke cyclus leidt tot een exacte verdubbeling. In werkelijkheid is dat net iets minder. 

Met andere woorden in de loop van de bewerkingen van patiënt tot proefbuisje met startmengsel gaat heel wat verloren of wordt niet gebruikt. De gevoeligheid om 1 à 10 partikeltjes te detecteren is niet overdreven daar 1 partikel in de testtube een veelvoud ervan kan betekenen in de patiënt.

De vraag: “Is er een verband tussen de Ct-waarde en het aantal infectieuze partikels aanwezig in de patiënt?” is dus niet zo rechtlijnig te beantwoorden. Theoretisch zou men kunnen terugrekenen maar de uitkomst hangt sterk af van het staal en hoe het genomen en bewaard werd, de efficiëntie van extractie van het genetisch materiaal  en de efficiëntie van de reactie. Niets hiervan is 100%.