Neen.
Infectieziekten zijn complexe processen waarbij zowel kenmerken van de ziekmaker van belang zijn (type ziektekiem, al of niet aanwezig en actief zijn van virulentiefactoren, en de infectiedosis) als eigenschappen van de zieke (leeftijd, immuniteit, comorbiditeiten, genetische voorbestemdheid,… waarbij al het vernoemde ook nog eens invloed op elkaar heeft). Sommige ziektekiemen leiden vrijwel altijd tot ziekte, andere pas onder bepaalde omstandigheden, soms zijn enkele partikels voldoende, soms heb je er miljoenen van nodig. Dus neen, in zijn algemeenheid valt er over Ct-waarden tussen ziektekiemen weinig zinnigs te vertellen.
Hoe zit het dan voor een welbepaalde infectieziekte waarvan men de eigenschappen en de rol van gastheerfactoren min of meer kent (bvb COVID bij de mens, herpes bij paarden, …)?
Ook hiervoor geldt opnieuw dat alle factoren die buiten de patiënt om variatie van de Ct-waarde kunnen veroorzaken dienen uitgeschakeld te worden (zelfde bemonsteringstechniek, zelfde labo, zelfde analysemethode, …) om de vergelijking steek te laten houden. Ten tweede moet men ook een duidelijk beeld hebben in welk stadium van het ziekteproces men zich bevindt. Zowel in het begin als op het einde van een infectie zal er weinig infectieus materiaal aanwezig zijn en de Ct-waarde dus hoog zijn. Bovendien is een staal slechts representatief voor het moment waarop het genomen is, een paar uur later kan het al anders zijn.
Zonder meer stellen dat een patiënt met een hoge Ct-waarde minder besmettelijk is dan één met een lage is maar een halve waarheid. Op het ogenblik van staalname kan dat best zo zijn maar daags nadien bvb niet meer.