ISAG 2006 STR
Deze set maakt gebruik van 21 STR (Short Tandem Repeats) merkers, korte stukjes DNA die herhaald worden en waarvan de totale lengte van individu tot individu kunnen verschillen.
Beperkingen
- Beperkte genetische informatie: Met slechts 21 markers is de toepassing slechts beperkt tot het vaststellen van vader/moeder/ouderschap.
- “Probleem” afstammingen: In sommige gevallen is toch een DNA-profiel van de moeder nodig om het vaderschap te bevestigen.
ISAG 2020 SNP
Deze set maakt gebruik van 230 SNP (Single Nucleotide Polymorphism) merkers, enkelvoudige nucleotiden op welbepaalde plaatsen in het genoom verspreid over alle chromosomen die van individu tot individu kunnen verschillen.
Voordelen
- Hogere resolutie: Gezien het grotere aantal markers bieden SNP’s een uitgebreider genetisch profiel.
- Stabieler: SNP’s ondergaan over het algemeen minder spontane mutaties dan STR’s en geven dus consistentere resultaten.
- Bredere toepassing: SNP’s kunnen naast afstamming gebruikt worden voor rasidentificatie, broer/zus-verificatie en het berekenen van heterozygositeit en inteeltcoëfficient.
Neen, beide profielen zijn op een totaal verschillende technologie gebaseerd.
Voor afstamming kunnen ISAG 2006 profielen enkel vergeleken worden met andere ISAG 2006 profielen en ISAG 2020 profielen enkel met ISAG 2020 profielen.
Bovendien aanvaardt Zoolyx, VHL en Certagen voor afstammingscontrole enkele ISAG 2020 profielen uitgegeven door één van deze drie laboratoria.
Pup | Ouders | Afstammingscontrole |
ISAG 2006 | ISAG 2006 (Elk labo) | Mogelijk |
ISAG 2006 | ISAG 2020 (Elk Labo) | Niet mogelijk, bestel voor de pup H3209 ISAG 2020 |
ISAG 2020 (Zoolyx/VHL/Certagen) | ISAG 2020 (Zoolyx/VHL/Certagen) | Mogelijk |
ISAG 2020 (Zoolyx/VHL/Certagen) | ISAG 2020 (Ander labo) | Niet mogelijk, bestel voor de ouders H3200 ISAG 2020 |
ISAG 2020 (Zoolyx/VHL/Certagen) | ISAG 2006 (Elk labo) | Niet mogelijk, bestel voor de ouders H3200 ISAG 2020 |
Geen | ISAG 2006 (Elk labo) | Bestel voor de pup H3201 ISAG 2006 of H3204 ISAG 2006+2020 indien toekomstig fokdier |
Geen | ISAG 2020 (Zoolyx/VHL/Certagen) | Bestel voor de pup H3209 ISAG 2020 |
Geen | ISAG 2020 (Ander labo) | Bestel voor de pup H3209 ISAG 2020 voor de ouders H3200 ISAG 2020 |
Geen | Geen | Bestel voor de pup H3209 ISAG 2020 voor de ouders H3200 ISAG 2020 |
Enkel waarden >100 EAU zijn significant.
Atopie is echter weinig waarschijnlijk bij een enkelvoudige zwakke reactie (bvb 150 EAU). In dit geval valt van immuuntherapie weinig te verwachten. Herevalueer de diagnose en doorloop secuur het ICADA-protocol.
In geval van multipele positieve reacties is het aanbevolen om enkel de meest in het oog springende te beschouwen en de resultaten te correleren aan de anamnese. Bvb een lichte reactie tegen pollen in de winter is niet relevant.
Zoolyx is een veterinair, diagnostisch labo. Dierenartsen en praktijken vragen ons om stalen op te halen en te analyseren om hen bij te staan bij de diagnose en opvolging van hun patiënten. Als u een factuur van ons heeft ontvangen dan is dat waarschijnlijk omdat wij uw gegevens hebben ontvangen samen met een staal van bij uw dierenarts.
Voor alle vragen in verband met de resultaten of de interpretatie kan u contact opnemen met uw dierenarts.
U heeft een factuur ontvangen omdat wij een analyse hebben uitgevoerd op vraag van uw dierenarts. Uiteraard krijgt u dan ook toegang tot de resultaten.
Als wij van de dierenarts ook uw emailadres hebben ontvangen, dan kan u zich inloggen op onze website zoolyx.be om uw resultaten te raadplegen.
Als wij uw emailadres niet hebben ontvangen dan kan u vragen aan de aanvragende dierenarts om de resultaten met u te delen.
Op de pagina met uw rapport zal u ook de prijs van deze onderzoeken kunnen zien. Dit is louter informatief. Het is niet mogelijk om dit online te vereffenen. Nadat alle onderzoeken zijn afgerond zal de factuur opgesteld en verstuurd worden met de post.
Op de factuur die u van Zoolyx heeft ontvangen kan u alle gegevens vinden om de betaling uit te voeren. In het kader linksbovenaan vindt u ons IBAN, de BIC van onze bank en ons BTW-nummer.
IBAN: BE 69 3631 3257 3778
BIC: BBRUBEBB
BTW: BE0549.932.689
Om uw betaling correct te registreren zal u ook moeten een gestructureerde mededeling ingeven bij uw betaling. Die kan u vinden in het grijze kadertje met het te betalen bedrag.
Voor elk dossier wordt er ook een handling-kost toegevoegd aan de factuur. Dit is voor alle kosten die niet rechtstreeks met de analyses te maken hebben. Dat gaat over administratieve verwerking, ophalingen, logistieke lasten en verzendingskosten, …
Deze kost wordt maximaal één keer per dag aangerekend per eigenaar. Als wij van eenzelfde eigenaar verschillende stalen ontvangen op hetzelfde moment, dan wordt deze kost maar een enkele keer aangerekend.
Indien u een factuur ontving met foutieve of ontbrekende gegevens dan kan u dat laten weten aan facturatie@zoolyx.be binnen de twee maanden na de originele factuurdatum en zal u een gecorrigeerde versie ontvangen.
Geslachtsgebonden – Autosomaal
Bevindt een gen zich op een geslachtschromosoom (X of Y) dan spreken we over een geslachtsgebonden kenmerk, bevindt het zich op een van de vele andere chromosomen dan noemen we het autosomaal. Veruit de meeste genen zijn autosomaal. Geslachtsgebonden kenmerken bij zoogdieren zijn vooral X-gebonden, slechts enkele zijn Y-gebonden. Een autosomaal kenmerk komt bij beide geslachten in even sterke mate tot uiting. Een X-gebonden kenmerk gedraagt zich bij vrouwelijke individuen zoals een autosomaal kenmerk, ze hebben immers twee X-chromosomen. Bij hen kan een variant gedeeltelijk tot volledig gecompenseerd worden door een andere variant op het andere X-chromosoom. Mannetjes daarentegen hebben er echter slechts één X-chromosoom. Een variant of defect zal bij hen steeds tot uiting komen. Een Y-gebonden kenmerk kan dan weer enkel tot uiting komen bij mannelijke individuen, vrouwtjes hebben immers geen Y-chromosoom. Dat laatste is ietwat theoretisch: er zijn bij onze huisdieren momenteel geen Y-gebonden kenmerken met een praktisch (lees testbaar) nut bekend.
Dominant – Co-dominant – Recessief
Een tweede onderscheid dat gemaakt wordt, geeft weer hoe sterk een kenmerk tot uiting komt. Volstaat dat de variant op één van beide genen aanwezig is dan is deze dominant. Komt de variant enkel tot uiting wanneer beide genen de variant dragen dan is hij recessief. Een derde mogelijk is dat de variant slechts gedeeltelijk tot uiting komt. Er bestaan dan drie vormen: één waar het kenmerk vol tot expressie komt omdat beide genen de variant dragen, één waar het niet tot expressie komt eenvoudig omdat de variant niet aanwezig is, en één met iets ertussenin waar slechts één van de genen de variant vertoont. In dat geval spreken we over codominantie of partiële dominantie. X(en Y)-gebonden kenmerken zijn voor mannelijke individuen steeds dominant.
Penetrantie
De aanwezigheid van een variant garandeert niet altijd dat deze fenotypisch tot uitdrukking komt, zelfs niet wanneer die dominant is of, in geval van recessiviteit, op beide genen aanwezig is. In dergelijk geval spreken we over onvolledige penetrantie van een variant. Dit doet zich niet voor bij alle genetische defecten of kenmerken maar het kan bij sommige een spelbederver zijn die maakt dat genetica geen exacte wiskunde is hoewel het soms wel zo wordt voorgesteld en begrepen. Er zijn verschillende mechanismen die dit fenomeen verklaren:
- er zijn meerdere genen (polygeen) in het spel die het fenotype bepalen, waarbij één gen het effect van een ander kan beïnvloeden en zelfs tenietdoen;
- het genotype komt pas tot uiting bij bepaalde omgevingsfactoren (leefwijze, voeding, stress …) en/of op een bepaalde leeftijd;
- het genotype wordt in- of uitgeschakeld al naargelang de omstandigheden (epigenetische regulatie) die het individu zelf meemaakt of zijn voorouders. Zo kan ook een voorgeprogrammeerde voorkeur ontstaan om het vaderlijke dan wel maternale allel, of vice versa, te activeren (genomische imprinting).
De genetische bibliotheek van elk individu is georganiseerd in twee sets chromosomen: één set is afkomstig van vader, de andere van moeder. Alle chromosomen hebben een homoloog in de andere set. Met homoloog bedoelen we dat het functionele kopieën zijn, i.e. dezelfde genen bezitten (met uitzondering van het Y chromosoom), maar niet dat het exacte kopieën zijn. Binnen een soort zijn er dikwijls twee of meer varianten van eenzelfde gen. De variant van het gen op het chromosoom afkomstig van de vader kan dus best verschillen van de maternale genvariant.
Zo een variant noemen we ook een allel. Elk individu bezit dus voor elke gen twee allelen. Deze kunnen identiek zijn, homozygoot, of verschillend, heterozygoot. Het genotype is een (gecodeerde) beschrijving van de varianten die aanwezig zijn op de beide genen. Bvb A/A of a/a of A/a.
Het fenotype daarentegen is een (woordelijke) beschrijving van de eigenschap zoals die bij het individu waargenomen wordt; bvb zwart, bruin, geel… Meerdere genotypes kunnen leiden tot hetzelfde fenotype en omgekeerd. Vaak kan uit het genotype het fenotype afgeleid worden; omgekeerd heeft men soms het fenotype nodig om het genotype exacter te bepalen. Dit laatste is bvb het geval wanneer een fenotype door meerdere genen gecontroleerd wordt maar deze niet allemaal tot op het niveau van DNA gekend zijn en dus ook niet getest kunnen worden.
Een voorbeeld maakt alles snel duidelijker
De drie belangrijkste vachtkleuren bij Labrador retrievers zijn geel, bruin (chocolade) en zwart (er bestaan er nog maar om het niet te complex te maken houden we hier even bij). Dit vachtkleur-fenotype wordt gecontroleerd door twee genen of loci (enkelvoud: locus) met een klassieke dominant/recessieve overerving: de B en de E-locus. De twee loci hebben elks 2 mogelijke allelen, resp. B of b, en E of e. De B-locus regelt of het gevormde pigment zwart (B) dan wel bruin (b) is, de E-locus schakelt de B-locus aa,n (E) of af (e). Dit resulteert in 9 mogelijke genotypes:
E/B | BB | Bb | bb | |
EE | BBEE | BbEE | bbEE | |
Ee | BBEe | BbEe | bbEe | |
ee | BBee | Bbee | bbee |
Uit de tabel kan je afleiden dat alle gele Labradors “gefixeerd” zijn voor de E-locus met het e allel. In dit geval kan je het E-locus genotype (ee) dus afleiden uit het fenotype (geel).
Een recessieve variant komt pas tot uiting indien die op beide genen aanwezig is. Hieronder is schematisch voorgesteld is wat het resultaat is van de verschillende mogelijke fokcombinaties. Bemerk dat dragers van een recessief kenmerk (+/-) zelf fenotypisch het kenmerk niet vertonen en dus in de letterlijke zin als dragers dienen beschouwd te worden. Pas wanneer twee dragers met elkaar gekruist worden, kunnen er nakomelingen geboren worden die het kenmerk vertonen.
De getoonde percentages verschillend van 100 zijn de gemiddelde uitkomsten wanneer de betreffende combinatie vele keren herhaald wordt. Het zijn met andere woorden kansen, geen zekerheden. De verdeling van de verschillende genotypes binnen een individueel beschouwde fokcombinatie kan best anders uitdraaien maar gemiddeld genomen is dit de kansverdeling.
Een dominant genetische variant zal tot uiting komen van zodra die aanwezig is op één van de twee genen. Hieronder is schematisch voorgesteld wat de uitkomst is van de verschillende mogelijke fokcombinaties. Bemerk dat dragers van een dominante variant (++/–) fenotypisch als lijders dienen beschouwd te worden. Vaak is het zo dat dominant overgeërfde genetische defecten niet levensvatbaar zijn wanneer de variant op beide genen aanwezig is (++/++) en leidt tot vroege embryonale sterfte, doodgeboorte of sterfte kort na de geboorte.
De getoonde percentages verschillend van 100 zijn de gemiddelde uitkomsten wanneer de betreffende combinatie vele keren herhaald wordt. Het zijn met andere woorden kansen, geen zekerheden. De verdeling van de verschillende genotypes binnen een individueel beschouwde fokcombinatie kan best anders uitdraaien maar gemiddeld genomen is dit de kansverdeling.
Aangezien mannelijke individuen slechts één X-chromosoom bezitten, zal een X-gebonden gen bij hen steeds tot uitdrukking komen (tenzij er compenserende mechanismen bestaan via andere genen op hetzelfde of andere chromosomen). Het fenotype zal bij mannetjes wel vaker voorkomen dan bij vrouwtjes.
Bij vrouwelijke exemplaren gedraagt een X-gebonden variant zich zoals autosomale varianten (dominant/recessief of co-dominant) daar zij over twee X-chromosomen beschikken.
Hieronder is schematisch voorgesteld wat het resultaat is van de verschillende mogelijke fokcombinaties. Bemerk dat er geen mannelijke dragers zijn, en dat vrouwelijke dragers, gesteld dat het over een recessief kenmerk (+/-) gaat, zelf fenotypisch het kenmerk niet vertonen en dus in de letterlijke zin wel als dragers dienen beschouwd te worden. Vrouwelijke lijders kunnen enkel tot stand komen indien een mannelijke lijder in de fokcombinatie betrokken is.
De getoonde percentages verschillend van 100 zijn de gemiddelde uitkomsten wanneer de betreffende combinatie vele keren herhaald wordt. Het zijn met andere woorden kansen, geen zekerheden. De verdeling van de verschillende genotypes binnen een individueel beschouwde fokcombinatie kan best anders uitdraaien maar gemiddeld genomen is dit de kansverdeling.
myzoolyx is een webapplicatie waar dierenartsen, diereneigenaars en bij uitbreiding iedereen die stalen voor analyse bij Zoolyx instuurt resultaten kunnen raadplegen, delen, downloaden, bijkomende analyses bestellen en vragen stellen.
Dierenartsen hebben een aantal extra functionaliteiten zoals het vragen van een staalophaling via onze koerierdienst en het volledige digitaal aanvragen van laboanalyses vanuit de eigen praktijkbeheersoftware.
myzoolyx geeft ook toegang tot informatie en artikels voorbehouden voor onze klanten via een uitgebreidere versie van wikilab, onze labogids .
Een shortcut naar myzoolyx maken zodat de app steeds binnen handbereik is? Volg de handelingen in deze video.
Als je een monster instuurt met vermelding van je emailadres wordt er automatisch een account aangemaakt. Je krijgt een bericht via email om het account te activeren en een paswoord in te stellen. Doe je dit in de hoedanigheid van dierenarts dan heb je ook meteen toegang tot alle functies voor dierenartsen.
Je kan je ook registeren via het menu myZoolyx > Aanmelden > Registreren. Volg dan deze stappen.
- Vul je emailadres in.
- Wacht op de activatiemail (kijk ook in je spamfolder of ongewenste berichten indien dit langer dan een minuut op zich laat wachten)
- Klik op de activatielink of knop in de mail.
- Stel een paswoord in. Terwijl je typt wordt de sterkte van het paswoord aangegeven. Zolang dit niet voldoende is, kan je het niet bewaren.
- Herhaal het paswoord en bewaar.
- Login en vervolledig de gevraagde (adres)gegevens
- (enkel voor dierenarts) Vul je NGROD (nl) of CRFOMV (fr) nummer in.
- (enkel voor dierenarts) Wanneer we je registratie als dierenarts geverifieerd hebben, krijg je een bevestigingsmail. Vanaf nu heb je toegang tot alle functies voor dierenartsen.
Als u een email hebt gekregen waarin verwezen wordt naar een laboresultaat werd er automatisch een account voor u gemaakt.
U hoeft zich niet te registreren.
De gebruikersnaam is gelijk aan het emailadres waar het bericht naar werd gestuurd en staat ook zo in het bericht expliciet vermeld. Let op: als u meerdere emailaliassen hebt of de berichten u bereiken via een automatisch ingestelde forward, kan het zijn dat het emailadres waarmee u dient aan te loggen afwijkt van datgene dat u gewend bent te gebruiken.
Het paswoord kan u in dit geval uiteraard niet kennen en dient u te resetten via de “paswoord vergeten” link op de loginpagina (zie onder) en volg daarna de scherminstructies.
U kan het pakje volgen via track.bpost.be. Voer hier de code in die in de email staat die u ontving.
Als de opzoeking geen resultaat oplevert of het pakje blijft langer dan 5 dagen in een bepaalde status hangen, neem dan contact met ons op met vermelding van het dossiernummer of de code in de email.
Voor de beste resultaten is het aanbevolen om de dieren 30 minuten voor de staalname niet te laten eten of drinken.
- Ga dier per dier te werk. Neem de swab en tube uit de verpakking.
- Roteer de swab gedurende 30 sec op een plaats waar het speeksel zich op natuurlijke wijze verzamelt: aan de binnenzijde van de wang of onder de tong. Laat het dier niet op het sponsje bijten of kauwen.
- Draai zonder morsen de dop van de tube en steek de swab zonder het uiteinde aan te raken in de tube. Breek de steel af bij het breekpunt door hem om te buigen en vervolgens af te draaien.
- Gooi het afgebroken stuk weg. Draai de dop goed terug vast op de tube. Niet schudden.
- Plak een chipbarcodelabel op het formulier en noteer het volgnummer of chipnr op de tube. Als meerdere nesten tegelijk bemonsterd worden, zet ook een indicatie van het nest op elke tube.
- Laat het dier vasthouden door een helper. De procedure is niet pijnlijk voor het dier maar angstige dieren kunnen altijd even schrikken.
- Draai een vinger rond een lok manen en trek er snel en krachtig aan.
- De haarwortels zijn zichtbaar als witte puntjes aan de basis van de haarschacht. Niet aanraken.
- Doe de haren in een plastic zakje met zipsluiting en sluit af.
- Breng een identificatie met betrekking tot het dier op het zakje aan.
De International Society for Animal Genetics, kortweg ISAG, legt de methode en genetische merkerset vast die internationaal toegepast wordt om de afstamming van dieren na te gaan.
Voor honden zijn er ondertussen twee systemen in voege: ISAG 2006 en ISAG 2020. Deze zijn onderling NIET uitwisselbaar. ISAG 2006 zal met de tijd uitgefaseerd worden.
ISAG 2006
Deze set maakt gebruik van 21 STR (Short Tandem Repeats) merkers, korte stukjes DNA die herhaald worden en waarvan de totale lengte van individu tot individu kunnen verschillen.
|
||||||||||||||||||||||
(*) geslachtsmerker
(**) werd geschrapt sinds eind 2017, en wordt niet langer rekening mee gehouden. |
Een geldig ISAG 2006 profiel
- is goed leesbaar, alle getallen moeten ondubbelzinnig leesbaar zijn;
- omschrijft de allelen van de merkers onder de vorm van een getal (bvb 220/224). De AMELOGENIN merker kan gerapporteerd zijn als X/X of X/Y (of Y/X);
- bevat 22 (incl. FH2054) of 21 merkers (excl. FH2054) bestaat, minstens 20 merkers met resultaat (excl. FH2054).
ISAG 2020
Deze set maakt gebruik van 230 SNP (Single Nucleotide Polymorphism) merkers, enkelvoudige nucleotiden op welbepaalde plaatsen in het genoom verspreid over alle chromosomen die van individu tot individu kunnen verschillen.
De set bestaat uit twee panels, een standaardpanel waarvan de merkers getoond in onderstaande tabel en een uitbreidingspanel (niet getoond) dat gebruikt wordt voor afstamming wanneer het standaardpanel onvoldoende zekerheid biedt en voor berekening van genetische variatie en inteeltcoëfficienten.
Het resultaat van elke merker is het nucleotide (A,T,C of G) dat aangetroffen werd op het ene en op het andere chromosoom. Bvb A/G.
AH0JFQR | BICF2G630111735 | BICF2P1159837 | BICF2P65087 | BICF2S23648905 |
AH0JFQS | BICF2G630122583 | BICF2P1192522 | BICF2P728698 | BICF2S23713161 |
AH1SDW1 | BICF2G630133028 | BICF2P1216677 | BICF2P774003 | BICF2S23737033 |
AH1SDWZ | BICF2G630149030 | BICF2P1226745 | BICF2P805553 | G1425f16S28 |
AH3999C | BICF2G630159183 | BICF2P1308802 | BICF2P878175 | P14 |
AH704R2 | BICF2G630200354 | BICF2P1344095 | BICF2P885380 | P24 |
AH892YB | BICF2G630209373 | BICF2P1346673 | BICF2P935470 | P27 |
AHBKGAB | BICF2G630220326 | BICF2P1357746 | BICF2P990814 | P30 |
AHBKGAE | BICF2G630271966 | BICF2P1454500 | BICF2P998036 | P37 |
AHCTEGK | BICF2G630276039 | BICF2P157421 | BICF2S22943825 | P41 |
AHD2CMU | BICF2G630326688 | BICF2P182473 | BICF2S23018785 | P54 |
AHFBAS1 | BICF2G630409193 | BICF2P237994 | BICF2S23049416 | P55 |
AHGJ8ZA | BICF2G630437783 | BICF2P251850 | BICF2S23111132 | P65 |
AHHS65F | BICF2G630552597 | BICF2P277987 | BICF2S23124313 | P73 |
AHKA3HV | BICF2G630558437 | BICF2P347679 | BICF2S23126079 | P80 |
AHMSZUB | BICF2G630594648 | BICF2P382742 | BICF2S23214514 | P87 |
AHPAV6S | BICF2G630634836 | BICF2P516667 | BICF2S23246455 | P88 |
AHPAV6U | BICF2G630653298 | BICF2P554817 | BICF2S23326150 | TIGRP2P316532_rs8597522 |
AHRSSI9 | BICF2G630689403 | BICF2P561057 | BICF2S23329382 | TIGRP2P356245_rs8830240 |
AHUAOVN | BICF2G630708384 | BICF2P600196 | BICF2S2338108 | TIGRP2P362535_rs9130694 |
AHVJM1W | BICF2G630798972 | BICF2P615597 | BICF2S23449478 | TIGRP2P372104_rs9153277 |
Amelogenin | BICF2P1010945 | BICF2P624936 | BICF2S23535154 | TIGRP2P407751_rs8803124 |
BICF2G630102146 | BICF2P105070 | BICF2P635478 | BICF2S236196 |
2 weken, indien een geldig ISAG profiel beschikbaar is van beide ouderdieren.
De procedure kan langer in beslag nemen wanneer
- een profiel ontbreekt van één of beide ouders;
actie: u krijgt een email met het verzoek een geldig ISAG profiel in te zenden. - het monster van één of meerdere dieren ontoereikend blijkt;
actie: u krijgt een nieuwe afnamekit toegestuurd met het verzoek een nieuw monster te nemen van de betreffende dieren. Indien ook het nieuwe monster ontoereikend blijkt zal verzocht worden een EDTA bloedstaal af te nemen. Hiervoor wordt geen kit verstuurd; alle benodigdheden behoren tot de standaarduitrusting van uw dierenarts.
Indien een ouderdier overleden is zonder dat eerder een ISAG compatibel DNAprofiel werd opgesteld, zijn er twee mogelijkheden.
Er is nog monstermateriaal beschikbaar.
Het DNAprofiel kan opgesteld worden aan de hand van (diepvries)sperma of een weefselbiopt.
Borstels, speeltjes, halsbanden en andere attributen waarmee het overleden dier intiem mee in contact is geweest, evenals gestold bloed of urine KUNNEN NIET. De analysemethode is geoptimaliseerd voor zuivere monstertypes. Gecontamineerde (onzuiver) monsters vergen forensische onderzoekstechnieken die vele malen duurder zijn zonder enige garantie op resultaat.
Er is geen monstermateriaal beschikbaar.
Indien het lichaam (of sperma) niet meer beschikbaar is kan het profiel gereconstrueerd worden aan de hand van
- het profiel van BEIDE ouders van het overleden dier
- plus een nest waarvan het overleden dier ouder wordt geacht te zijn
Een gereconstrueerd profiel is niet altijd volledig en bevat een aantal onzekerheden. Hoe meer afstammelingen (pups) in de reconstructie betrokken worden, hoe correcter en hoe groter de zekerheid van afstamming.
De afstamming wordt geaccepteerd en gerapporteerd als JJJ indien in de 21 onderzochte merkers van de nakomeling de volgende situaties voorkomen:
- een sluitende afstamming: voor alle merkers wordt het ene allel van de nakomeling teruggevonden bij de vader en het ander bij de moeder.
vb. sluitende afstamming
- één mismatch is toegestaan: één allel van één merker wordt niet teruggevonden bij één van de ouders.
vb. afstamming met 1 mismatch tov vader
Wanneer twee of meerdere markers fout gaan, wordt de afstamming afgekeurd waarbij
- JN = vader kan niet uitgesloten worden, moeder is uitgesloten
vb. 4 merkers falen tov moeder
- NJ = vader is uitgesloten, moeder kan niet uitgesloten worden
- NN = vader en moeder zijn uitgesloten
In geval geen andere ouder(s) in aanmerking komen, kan het profiel van het vermeende ouderdier opnieuw opgesteld worden via een nieuwe staalname om fouten in zijn aanvankelijk profiel uit te sluiten.
Belangrijk: de afstamming wordt voor gans het nest bekeken. Zolang één van de pups niet kwalificeert wordt ook de pedigree van de andere pups die eventueel wel kwalificeren niet vrijgegeven.
Om afstamming te bewijzen moet aan bepaalde regels voldaan zijn.
De meest voorkomende oorzaken van een (voorlopige) afkeuring zijn:
- werkelijk een andere vader of een dubbele dekking (sommige rassen zijn hiervoor notoir)
- fout in twee of meer merkers van het profiel van één of beide ouders
- verkeerde ouder(s) opgegeven tijdens nestaangifte
- profiel van één of beide ouders is niet ISAG compatiebel
- in geval van gelijktijdige nesten, pups/kittens die in een andere nest gekropen zijn
- in geval van afname van meerdere nesten tegelijk, verwisseling van pups/kittens van het ene nest met een ander
Bij de hond wordt het geslacht op het certificaat bepaald door de AMELOGENIN merker.
Geslacht | STR, letternotatie | STR, cijfernotatie | SNP |
---|---|---|---|
Mannelijk | X/Y of Y/X | 182/217 | A/G |
Vrouwelijk | X/X | 217/217 | G/G |
Er word geen rekening gehouden met het geslacht dat doorgegeven werd bij de aanvraag. Het DNA aanwezig in de tube enerzijds en het chipnummer (of andere identificatie) op dezelfde tube anderzijds zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Wanneer het afwijkt van het echte geslacht kan er zich tijdens staalname of staalontvangst een staalverwisseling voorgedaan.
En nu?
Eerst kijken we de ruwe analysegegevens opnieuw na om na te gaan of het piekenpatroon niet verkeerd werd geïnterpreteerd. Indien het geval wordt dit uiteraard zonder meerkosten rechtgezet.
In geval van verwisseling is niet alleen het geslacht verkeerd maar het ganse profiel. Het verkeerde dier werd immers aan de verkeerde tube gekoppeld. Wij kijken de identificatie van de originele tubes na en de stalen worden opnieuw geanalyseerd. Er zijn dan twee mogelijkheden.
-
- Uit de heranalyse komt een ander profiel (en geslacht). De vergissing heeft zich voorgedaan bij staalontvangst. De fout wordt rechtgezet zonder meerkosten.
- Uit de heranalyse komt hetzelfde profiel (en dus geslacht). De vergissing heeft zich bij staalname voorgedaan. De fout kan niet rechtgezet worden zonder een nieuwe staalname op eigen kosten.
Wij kunnen en mogen, zelfs als dierenarts, geen adviezen geven over dieren die wij niet zelf in behandeling hebben. U kan zich steeds met de resultaten wenden tot uw dierenarts die wij graag bijstaan mocht deze verdere vragen hebben.